Verandertrajecten

Leiderschap is een toetssteen voor de manier waarop we met emoties van anderen en onszelf omgaan. Het stelt je karakter behoorlijk op de proef. (Ooit ergens gelezen, maar waar?)


Als veranderkundige begeleid ik schoolleidingen bij onderwijskundige verandertrajecten in scholen. Bij veranderingen in het onderwijs hebben we het niet over ‘het uitrollen van plannen’, maar over 'beweging stimuleren bij docenten'. Het doel is dat docenten zo min mogelijk lesgeven op de automatische piloot, maar bewust kiezen voor een manier van lesgeven die bij hen past en die past bij de koers van de school.


Wat is nu precies de rol van de schoolleiding bij deze veranderprocessen? Hoe stimuleer je als schoolleiding 'beweging bij docenten'? De schoolleiding mag een richting of contouren in haar hoofd hebben, maar pas in gesprek (dialoog) met docenten zal duidelijk worden  wat in de praktijk haalbaar is en wat niet.

Een grote afstand tussen schoolleiding en docenten is in ieder geval funest in dit proces.

'Je moet weten wat er leeft’ want van een grote afstand tussen de leiding en uitvoerenden krijg je wederzijdse, negatieve beeldvorming en onbegrip. Vanachter een bureau ontwikkel je een ander perspectief en heb je een andere perceptie van het onderwijs en lesgeven dan als je in de frontlijn werkt (voor de klas staat). De benadering verschilt ook: de schoolleiding praat in algemene termen over strategie en beleid en docenten praten over Frieda en Quincy en andere concrete leerlingen. Door die afstand en dat onbegrip voelen docenten zich vaak onvoldoende erkend (laat staan gewaardeerd) voor het moeilijke werk dat lesgeven is.

Wie anderen in beweging wil krijgen, moet uitgaan van hun beleving. Als schoolleiding moet je regelmatig in de les zitten om te weten hoe er wordt lesgegeven en wat er in de klas gebeurt. En daarna zou je een informeel, onderzoekend gesprek gesprek moeten voeren met de docetn van wie je de les hebt gezien. Vanuit een waarderend perspectief en vragenderwijs kom je erachter waarom de docent doet wat hij/zij doet in de les. Met algemene theorieën kom je niet ver, want onderwijs is zeer contextgevoelig. De duivel zit in de details en in de klas zijn alle gebeurtenissen uitzonderingen op de regels. Naarmate de schoolleiding zich onderzoekender opstelt bij het nabespreken van lessen en niet meteen oordeelt, worden dilemma’s in de klas meer bespreekbaar. Er ontstaat meer wederzijds vertrouwen en openheid en meer verbinding: de afstand wordt kleiner.

Een schoolleiding doet er goed aan om regelmatig een dialoog te voeren met docenten over manieren van lesgeven. Als een schoolleiding een bepaalde wens heeft, bijvoorbeeld meer ICT in de klas, is het zaak om niet met een uitgewerkt plan te komen,  maar eerst deze globale wens met de docenten te bespreken. Sluit de wens van de schoolleiding aan bij de behoefte van docenten? Daarna kunnen vragen over het 'waarom', het doel, het gewenste resultaat, de concrete toepassingen en op welke manier ICT het leren van leerlingen ondersteunt in dialoog onderzocht worden.

Zo'n gesprek 'aan de voorkant' is cruciaal voor de betrokkenheid van docenten: zij hebben vanaf het begin de mogelijkheid invloed uit te oefenen op zo'n plan dat hen direct raakt bij de uitvoering van hun werk in de klas. Dan is er kans op een traject 'in co creatie', dat wil zeggen dat de schoolleiding samen met docenten het veranderpad stap voor stap ontwikkelt en uitvoert.

Als je echt wilt weten hoe docenten over een verandering denken en voelen, biedt de dialoog de beste kansen. De dialoog is een onderzoekend gesprek waarin de leidinggevende open vragen stelt, haar/zijn oordeel opschort en goed doorvraagt en ‘doorluistert’. Doel is om de beleving van de ander te verkennen en afwijkende meningen aan te horen.

Doel is zeker niet elkaar te overtuigen: dat is het belangrijkste verschil met een discussie.  Als iedereen mag zeggen wat hij/zij wil en je wordt niet in de rede gevallen en je wordt niet (ver)oordeeld, is de kans groot dat ook ‘de onderstroom’ boven tafel komt. 

Zowel de opvattingen van de docent als die van de schoolleiding zijn gekleurd door hun voorgeschiedenis en eerdere ervaringen met onderwijs. Meningen over onderwijs zijn vaak persoonlijk en emotioneel. Docenten kunnen belemmerende overtuigingen hebben opgebouwd en die hebben vertaald in gedrag in de klas dat houvast en zekerheid geeft en alleen met kleine stapjes losgelaten kan worden. Grote stappen zijn dan beangstigend.

Docenten komen pas in beweging als er naar ze wordt geluisterd en als ze zich begrepen voelen. Als de schoolleiding bereid is 'langszij' te komen en mee te denken, wordt de kans aanzienlijk groter dat docenten bereid zijn tot reflectie op de eigen opvattingen en aanpak.